Ze willen op de kermis ronddolen.
En kiezen voor rondjes in de draaimolen.
Ze rijden in een botsautootje.
Hij heeft voor haar een kadootje.
Zij wordt door een kadootje altijd warm.
Dat ving hij net met een grijparm.
Hij stompt keihard tegen een boksbal.
En doet een beetje mal.
Zij koopt nog een lootje.
Ze wint en mag iets kiezen uit het zooitje.
Zij stappen in de rups.
Ze voelen downs en ups.
Ze lopen naar de schiettent.
Hij pakt een buks en voelt zichzelf een echt vent!
Zij koopt twee suikerspinnen.
Nou moeten ze ergens gaan pinnen.